De EU groeit, wat houdt dat in?

Op 1 mei 2004 wordt de EU uitgebreid van 15 tot 25 lidstaten. Dan treden Hongarije, Slowakije, Slovenië, Polen, Tsjechië, Estland, Letland, Litouwen, Malta en Cyprus toe. Het aantal talen van de lidstaten wordt uitgebreid van 11 tot 20 en het aantal inwoners wordt 455 miljoen. The new languages to be added are Maltese, Hungarian, Slovak, Slovene, Polish, Czech, Estonian, Lettish and Lithuanian. Dan zijn er 380 verschillende soorten tolken nodig bij elke vergadering van het Europees Parlement, aangezien een tolk maar tolkt van de ene naar de andere taal, in de regel zijn moedertaal. Het protocol en de brieven, met een aantal uitzonderingen, moeten ook vertaald worden naar alle talen van de lidstaten.

Enkele jaren later worden Roemenië en Bulgarije waarschijnlijk ook lid van de EU die er dan nog 31 miljoen inwoners bij krijgt. Het aantal talen stijgt dan tot 22 en het aantal tolkencombinaties tot 462. (Het aantal tolkencombinaties wordt berekend door de formule N (N-1), waarbij N het aantal talen is.)

Eventueel zal Turkije tegelijkertijd met Roemenië en Bulgarije toetreden tot de EU en dan wordt het totaal aantal inwoners 550 miljoen.

Tussen de landen die waarschijnlijk binnen een tiental jaar lid worden, zitten Joegoslavië (Servië-Montenegro), Kroatië, Bosnië, Macedonië en Albanië. Dat betekent dat er weer vijf nieuwe talen bijkomen binnen de EU (Servisch, Kroatisch, Bosnisch, Macedonisch en Albaans) en dat worden in totaal 33 lidstaten met 575 miljoen inwoners. Zou zo’n imperium niet gewoon één gemeenschappelijke taal moeten hebben voor dialogen tussen staten onderling en als werktaal binnen de EU? Dat spreekt vanzelf! Dat spreekt vanzelf! Natuurlijk! Wie zou dat kunnen betwijfelen?