Spraakverwarring binnen de EU

”Men kan de dingen niet verbeteren door net te doen alsof alles in orde is.” – V S Naipaul.

EU is de afkorting voor Europese Unie en dat is een gedeeltelijk supranationaal samenwerkingsorgaan voor 15 Europese landen, België, Denemarken, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Portugal, Spanje, Groot-Brittannië, Zweden, Duitsland en Oostenrijk. De EU heeft dus 15 lidstaten, maar slechts elf officiële talen. Dat komt doordat sommige lidstaten gemeenschappelijke talen hebben. De samenwerking is zeer vergaand en op een aantal vlakken hebben de landen hun nationale souvereiniteit opgegeven. Twaalf landen hebben bijvoorbeeld een gemeenschappelijke valuta, de €.

De officiële talen van de EU zijn Deens, Engels, Fins, Frans, Grieks, Italiaans, Nederlands, Portugees, Spaans, Zweeds en Duits. Officiële teksten moeten in alle talen gepubliceerd worden, maar bij het dagelijks werk domineert Engels en in afnemende mate, Frans.

Met de EU bedoel ik in dit document de instellingen van de EU, d.w.z. de Europese Raad, de Ministerraad, het Europees Parlement, de Europese Commissie, het Europees Hof van Justitie, het Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio’s, het Rekenhof en de Europese Investeringsbank.

110 tolken

Elf officiële talen, dat betekent dat er bij een vergadering 110 tolken nodig zijn. Eén van de Zweedse tolken bij de EU zei tijdens een interview met een groot Zweedse dagblad dat het zo moeilijk is om de sessies van het Europees Parlement te tolken dat men daar eigenlijk 20 jaar beroepservaring voor nodig heeft. Zij zei ook dat het werk van een tolk zo inspannend is dat men het niet langer dan een half uur achter elkaar kan doen en dat er om die reden drie tolken zijn die elkaar aflossen.

Vanwege een tekort aan competente tolken is de tolkendienst slechter voor de ”kleine talen” dan voor Engels, Frans en Duits. Het gebeurt vaak dat Grieks bijvoorbeeld wordt vertaald naar het Deens via de Engelse tolk, wat het risico op verkeerde vertalingen vergroot.

In Sydsvenska Dagbladet spraken enkele Zweedse Europese politici zich uit over de spraakverwarring binnen de EU. Zij zeiden dat de Zweedse tolkencabine vaak leeg was tijdens vergaderingen van het Europees Parlement in Straatsburg of tijdens commissievergaderingen in Brussel. "Het is verdomd irritant om niet te verstaan wat er gezegd wordt" zei een Europees Parlementslid en vervolgde "Als er een Deense tolk is, probeer ik daarnaar te luisteren. Anders wordt het de Engelse. Maar als men de taal niet perfect beheerst, ontglippen je de nuances … Velen hebben al op ons gescholden omdat we al verschillende keren tijdens de stemming op de verkeerde knop hadden gedrukt. Maar dat is niet zo vreemd, als we niet weten waarover we stemmen".

Tolken zijn niet altijd voorhanden

Internationaal begrip is gebaseerd op communicatie en wordt vergemakkelijkt als wij dezelfde taal spreken. Bij internationale onderhandelingen hebben degenen met Engels als moedertaal in de regel het voordeel te kunnen onderhandelen in hun eigen taal, wat een mentaal voordeel schept en makkelijker tot succes leidt. Degenen die het Engels niet als moedertaal hebben, ondervinden dat als een nadeel, wat het ook is natuurlijk. Willen wij dat onze politici doorgaan met onderhandelen in een taal die ze niet volledig beheersen (wat ze vaak niet willen toegeven)? EU-politici kunnen er niet op rekenen dat er altijd tolken voorhanden zijn. Zoals een Zweeds lid van het Europees Parlement het uitdrukte: ”Door gebrekkige taalkennis eindigt het vaak zo dat we gedwongen worden in het Engels te zeggen in het Engels wat we kunnen zeggen en niet datgene wat we willen zeggen”.

De meeste ambtenaren van de EU gebruiken dagelijks een andere taal dan hun eigen, wat ook weer een groter risico op foute vertalingen met zich meebrengt.

Veel deelnemers aan vergaderingen waarbij simultaantolken gebruikt worden, geven aan dat het zeer vermoeiend is om de hele tijd een koptelefoon te gebruiken en te luisteren naar een andere stem dan die van de spreker. Voor iemand die Engels praat, is het vermoeiend om gedurende een langere periode te luisteren naar personen die slecht Engels spreken en hen proberen te verstaan.

Op 1 januari 2004 had de EU 380,8 miljoeninwoners

Van de 381 miljoen mensen binnen de huidige EU hebben er 50 miljoen een andere moedertaal dan de 11 officiële talen, zoals Catalaans, Russisch en Baskisch. In de EU-landen bestaan er meer dan 30 nationale minderheidstalen en dat worden er alleen maar meer in 2004. Ga naar http://www.eurolang.net/browse.htm.

Eurobabble

De Britse Minister van Europese Zaken Peter Hain noemde het Engels dat binnen de EU gesproken werd ”Eurobabble” en zei dat hij hier een einde aan wou maken.

Wanneer zullen onze politici inzien dat de EU niet optimaal kan functioneren met zoveel werktalen? Het hangt allemaal van Jou af, beste lezer, om hier iets aan te doen, en om het NU te doen.

Vandaag de dag wordt 71% van de originele documenten in het Engels geschreven en 29% in het Frans. Vermoedelijk wordt binnen tien jaar alles in het Engels geschreven. Drie jaar geleden werd 52% in het Engels geschreven en 48% in het Frans. Degenen met Engels als moedertaal hebben een enorm taaloverwicht. Helaas veroorzaakt het taalprobleem een stroming binnen de EU die terug wil naar het ouderwetse politieke elitaire denken.

Bondgenoten zijn belangrijk

Om iets te kunnen bereiken binnen de EU is het nodig om bondgenoten te hebben van andere landen. Het is heel moeilijk voor een land alleen om een voorstel goedgekeurd te krijgen. Een eenzame of bijna eenzame vertegenwoordiger van een Nederlandse partij kan niet echt veel bereiken binnen de EU als hij of zij er niet in geslaagd is om een goed netwerk van contacten te ontwikkelen met andere Europese politici van andere landen. Schoolengels is niet voldoende en het is niet realistisch om voortdurend tolken bij zich te hebben.

Eetzalen en café’s

Door het EU-systeem met elf officiële talen moeten alle discussies in speciaal uitgeruste ruimtes gehouden worden waarin de mogelijkheid tot simultaantolken bestaat en moeten er tolken en technici aanwezig zijn als men met iemand van een ander land wil praten. Ook diegenen met Engels als moedertaal worden beperkt in hun contacten, aangezien zeker niet alle gedelegeerden Engels spreken. Het persoonlijke contact gaat voor een groot deel verloren, omdat men met elkaar praat via een tolk. Een toespraak kan gehouden worden met behulp van een tolk, maar vertrouwelijke gesprekken niet. Vertegenwoordigers van verschillende landen moeten ook met elkaar kunnen praten en discussiëren in een minder officiële samenhang zoals bijvoorbeeld in eetzalen en café’s.

In de EU zijn niet alle “officiële” talen gelijkwaardig. Op het secretariaat spreekt men nauwelijks de ”kleine talen” zoals Fins en Grieks, wat een handicap is voor de gedelegeerden van de kleinere landen als ze de secretariaatsdiensten willen gebruiken.

Relaistalen

Binnen de EU is het normaal dat er relaistalen gebruikt worden, wat inhoudt dat bij het tolken van bijvoorbeeld Portugees naar Fins de Finse tolk naar de Engelse tolk luistert en van daaruit tolkt. Er zijn amper tolken te vinden voor een aantal talencombinaties zoals bijvoorbeeld Portugees-Grieks of Deens-Portugees, waardoor men gedwongen wordt de zogenaamde relaistalen te gebruiken.

Dat is natuurlijk een nadeel voor vertegenwoordigers van kleinere landen zoals bijvoorbeeld Finland en Denemarken. Er bestaat altijd het risico dat hun boodschap niet overkomt. Het is wel alom bekend dat simultaantolken altijd een bepaalde verandering van wat er gezegd wordt, inhoudt. Als er gebruikt wordt gemaakt van relaistolken wordt de verandering aanzienlijk groter.

Een groot verlies van informatie

Bij simultaantolken via een relaistaal kan het verlies van informatie zeer groot worden. Bij simultaantolken zonder relaistaal wordt er normaal geproken rekening gehouden met 10% verlies van informatie en een verandering van inhoud van 2 – 3%. Simultaantolken is zo ontzettend moeilijk dat het niet te vermijden is dat er foutjes insluipen. De tolk moet niet alleen beide talen perfect beheersen en snel van geest zijn, hij moet ook op de hoogte zijn van de actuele vakterminologie in beide talen. En dit in een wereld die steeds complexer wordt. Hoe kan enige verstandige mens dit systeem verdedigen? Volgens een door de VN gefinancierde studie over de taaldiensten bij alle organisaties die aan de VN verbonden zijn, is het verlies van informatie bij relaistolken tijdens wetenschappelijke bijeenkomsten minstens 50%.

Herhaalde observaties op congressen hebben aangetoond dat diegenen die de congrestaal als moedertaal hebben beduidend vaker het woord nemen dan de anderen die een andere moedertaal hebben. Een eerlijke oplossing hiervoor zou kunnen zijn dat iedereen zijn moedertaal gebruikt of dat niemand zijn moedertaal mag gebruiken. Beide alternatieven lopen echter vast bij gebrek aan tolken, bovenal een gebrek aan tolken met vakkennis. De enige oplossing is dat de EU een internationale taal invoert als werktaal, bijvoorbeeld Esperanto. Als de EU dat doet, zullen de VN en de rest van de wereld volgen.

Vaak is het verkeerd

De eerste versie van het voor de EU zeer belangrijke Verdrag van Maastricht (Unieverdrag), een document bestaande uit 253 bladzijden, moest uit de bibliotheken en de verkoopplaatsen gehaald worden, omdat er redelijk grote verschillen in inhoud bestonden tussen de verschillende vertalingen. Het bleek nodig om volledig nieuwe vertalingen te maken en het hele document opnieuw te laten drukken.

Vliegtuigen zonder piloot

Als het belangrijke, en zorgvuldig vertaalde Unieverdrag een aantal verkeerde vertalingen kon bevatten, hoe is het dan wel niet gesteld met vertalingen van gewone documenten? En wat zouden de gevolgen hiervan wel niet kunnen zijn? Een Engels EU-document bevatte de woorden ”airplanes flying by automatic pilot over nuclear power plants”. (Vliegtuigen gestuurd door de autopiloot boven kerncentrales.) De Franse vertaling luidde “les avions sans pilote qui prennent pour cibles les centrales nucléaires”, (ongeveer: vliegtuigen zonder piloot met het vizier gericht op de kerncentrales).

Vertalen neemt tijd in beslag

Iets dat bijna altijd in het debat vergeten wordt, is dat een vertaling tijd in beslag neemt. Bij de VN, die op een volledig andere manier dan de EU goed voorzien zijn van vertalers, zegt men dat het 24 dagen duurt voor een niet dringende tekst om beschikbaar te zijn in alle zes de officiële talen, terwijl dit voor een dringende tekst zes dagen is. De EU geeft vertaaltermijnen aan van een uur tot vier weken.

Als oplossing voor de toenemende taalproblemen binnen de EU stelde de Franse Minister van Europese Zaken Alain Lamassoure voor dat de EU nog maar vijf werktalen zou hebben. Dit initiatief zorgde echter voor sterke protesten van een reeks EU-landen.


© Hans Malv, 2004