Latijn

Aangezien Esperanto voor een groot deel opgebouwd is uit het Latijn en de Romaanse talen kan het nuttig zijn om deze talen kort even te bespreken.

Dat de Romeinse heerschappij tot de vijfde eeuw grote delen van Europa omvatte, is beslissend geweest voor de taalontwikkeling in het genoemde werelddeel. Het droeg ertoe bij dat Latijn het belangrijkste schoolvak was in Europa gedurende bijna tweeduizend jaar. Tot meer dan duizend jaar na de val van het Romeinse Rijk hebben de hoogopgeleiden in West-Europa het Latijn zowel mondeling als schriftelijk gehanteerd.

In de zeventiende eeuw waren de mensen slimmer

Vanaf ongeveer 1000 jaar geleden was het Latijn niet langer een moedertaal, maar leefde het verder als omgangstaal in Europa tot de achttiende eeuw. Latijn is veel langer een internationale taal geweest dan Frans en Engels samen. In de zeventiende eeuw bijvoorbeeld was het vanzelfsprekend dat men zich in internationale verbintenissen tot één taal beperkte, een taal die geen van beide partners bevoordeelde. Latijn is overigens de internationale werktaal van de katholieke kerk.

Niemand die iets meer over de culturele en taalkundige ontwikkeling van de westerse wereld weet, kan de grote betekenis van het Latijn ontkennen.

In de zesde eeuw waren grote delen van het oude Romeinse Rijk bevolkt door christenen en vanaf de zevende eeuw begon een krachtige missie in het noorden en oosten. De Romeinse kerk gebruikte het Latijn als werktaal in elke samenhang en in alle landen. Alle missionarissen en priesters moesten Latijn kennen, omdat de missen in het Latijn gehouden werden en de Bijbel en andere religieuze geschriften ook allemaal in het Latijn waren. Omdat er buiten de kerk weinig mensen waren die konden lezen en schrijven, werd het Latijn de volledig dominerende schrijftaal in heel Europa. In elk land waren er een aantal personen in belangrijke posities die Latijn konden spreken en daarom werd het Latijn ook de taal van de internationale contacten. Die positie hield het Latijn meer dan duizend jaar, wat de verklaring is voor de enorme invloed die de taal heeft gehad op de Europese cultuur. De eerste universiteiten werden gesticht in de twaalfde en dertiende eeuw en vanaf het begin, en de eeuwen die erop volgden, werd al het onderwijs in het Latijn gegeven. De taal is grondig geïnfiltreerd in alle moderne talen. Dankzij het Latijn konden de landen in Europa culturele banden met elkaar onderhouden en ontwikkelen, iets dat van grote betekenis is geweest voor de economische welvaart van Europa.

600 000 000 mensen

Uit de Latijnse spreektaal groeiden naderhand de Romaanse talen. Tot de Romaanse talen behoren o.a. Frans, Spaans, Portugees, Italiaans en Roemeens. Romaanse talen worden in totaal door ongeveer 600 miljoen mensen gesproken, vooral in Zuid-Europa en Latijns-Amerika.

Alle huidige Europese talen en dan ook Slavische talen zoals Pools en Tsjechisch, bevatten grote hoeveelheden woorden die van het Latijn afstammen en van het Grieks, via het Latijn. Je zou kunnen denken dat de meeste woorden lang geleden de taal binnenkwamen toen velen het Latijn gebruikten, maar het is juist andersom. De laatste honderd jaar zijn er meer woorden bijgekomen dan ooit tevoren en het tempo lijkt eerder toe dan af te nemen. Nieuwe woorden zijn altijd nodig en de Europese talen creëren die vaak door Latijnse, maar ook Griekse stammen, te gebruiken.

Willem de Veroveraar

Het Engels bevat een zeer groot aantal woorden met een Latijnse of Franse oorsprong. Dit komt o.a. doordat Engeland in 1066 bezet werd door Willem de Veroveraar en zijn franstalige Normandiërs. Zij gebruikten alleen het Latijn of Frans als schrijftaal. Gedurende meerdere eeuwen was vanaf toen het Frans de spreektaal van de rijken en machtigen in Engeland.

In alle wetenschappen bestaat er een kernvoorraad Latijnse termen en als men nieuwe wetenschappelijke woorden bouwt, gaat men in de regel uit van het Latijnse woord of soms het Griekse, eerder dan van de eigen taal. Enkele voorbeelden van zulke woorden zijn digitaal, televisie, satelliet, kanaal, calorie, auto, consumeren en industrie.

Er zijn een aantal mensen die vinden dat het Latijn de gemeenschappelijke taal moet worden van de EU. Ik zou dat een goed idee vinden, ware het niet dat de Latijnse grammatica zeer moeilijk te leren is. Ik citeer uit het interessante boek over Latijn van professor Tore Jansson, “… Er zijn dus zes tijdsvormen voor elk Latijns werkwoord. Voor elk daarvan bestaan er natuurlijk zes persoonsvormen… Samen zijn er voor elk werkwoord dus honderdtwintig verschillende vormen die persoon en tijdsvorm aangeven… Een Latijns werkwoord kan voorkomen in ongeveer driehonderd verschillende vormen”.

Esperanto is een zeer makkelijk te leren afstammeling van het Latijn.


© Hans Malv, 2004